Tante Joosje was een vrouw die in geen hokje te plaatsen viel. Het was alsof ze zo uit de bomen gevallen was recht in onze familie. Waarschijnlijk omdat we gebrek aan gezelligheid hadden en alles te matig en doorsnee afgemeten was. Zo niet tante Joosje. In alle opzichten was ze anders dan anderen. Niet alleen anders dan iedereen in onze familie, maar ook ver daarbuiten.
Schilders, schrijvers, muzikanten, acteurs, dansers, galeriehouders, wereldreizigers, zo lang ik me kan heugen zwermde er een levendige stroom aanbidders en aanbidsters om haar heen. Stuk voor stuk aardige mensen.
Haar aanwezigheid ademde frivoliteit. Het was alsof er spontaan slingers werden opgehangen waar zij verscheen. Het feestlinnen kwam uit de kast, er werd gedanst, de beste wijn geschonken. Gesprekken tot diep in de nacht over de zin van het bestaan, jazz muziek, vrijheid, familiegeschiedenissen, tragedies, vrolijke en sterke verhalen en altijd was er zang. Wanneer het beroemde duet ‘Au fond du Temple Saint’ uit de opera De Parelvissers van Bizet werd ingezet zong tante Joosje uit volle overtuiging de boventoon terwijl tranen van ontroering over haar blosse wangen naar beneden dwarrelden om voorgoed te verdwijnen in haar indrukwekkend op en neer bewegende decolleté. Na afloop gebaarde ze het glas nog eens bij te schenken.
Wij, haar neefjes en nichtjes imiteerden, zongen haar na, tot groot vermaak van tante en onszelf. Onze lippen werden vol rood gekleurd met haar eigen lipstick. Onze ouders vonden het tot op zekere hoogte vermakelijk, maar ze waren vooral bevreesd dat tante Joosje een slecht voorbeeld voor ons was.
Ja, tante Joosje hield van wijn en wijn hield van tante Joosje. De twee waren onafscheidelijk. Het liefst van al waren haar de zware rode Franse wijnen. De Bordeaux, de Haute-medoc. Hoe innig de band was tussen tante en de rode godendrank bleek uit de bijzondere gave die zij had ontwikkeld.
Tante Joosje kon namelijk voor het slapen een vraag stellen en dan kwam in haar droom het antwoord. De vraag waarmee tante Joosje zich te rusten legde was steeds dezelfde: ‘waar kan ik de verrukkelijke wijn kopen die ik vandaag heb gedronken?’. In haar droom kreeg ze een zeer gedetailleerd antwoord dat altijd klopte. De hele route werd aan haar geopenbaard inclusief de openingstijden van de betreffende wijnhandelaar. En wat ook zo wonderlijk was: het antwoord beperkte zich niet tot Nederland. Met het grootste gemak werd duidelijk waar in België of diep in Frankrijk voorraad van de betreffende wijn voorhanden was. Niet zelden vertrok tante stante pede naar de gedroomde bestemming om haar slag te slaan. Aan geld ontbrak het niet en voor een autorit van honderden kilometers draaide zij haar hand niet om. Die bijzondere gave maakte op mij als kind al veel indruk. Alleen begreep ik niet waarom tante Joosje altijd dezelfde vraag stelde voor ze ging slapen en nooit een andere. Ontelbare malen heb ik het geprobeerd met andere meest uiteenlopende vragen. Kindervragen zoals ‘hoe kom ik aan meer zakgeld?’, ‘hoe kan ik zorgen dat ik later naar bed mag?’ en ‘hoe zorg ik dat mijn ouders met me naar de kermis gaan?’. Ik probeerde het steevast avond aan avond want als kind had ik een enorme discipline. Antwoorden bleven echter uit tot mijn grote verbazing. Ik kon niet begrijpen dat het niet werkte terwijl ik zó hard mijn best deed.
Als puber wist ik ‘natuurlijk’ dat dat hele droomgebeuren volkomen belachelijk was en kinderachtig. De gewoonte werd afgezworen en verbannen naar een onbewoond eiland. Maar dat veranderde toen ik
– eenmaal volwassen geworden – tante Joosje weer begon op te zoeken. Hoewel inmiddels een flink stuk ouder ademde ze nog steeds dat wereldse feestelijke. Binnen no time zaten we samen in de auto op weg naar een wijnkelder waar ze die nacht over had gedroomd. En het was inderdaad betoverende rode wijn die mijn tong streelde. Opnieuw werd ik gegrepen door tantes wonderlijke gave. Met ijzeren discipline werd de droomgewoonte nieuw leven in geblazen. Allerlei volwassen vragen leidden tot geen enkel antwoord. ‘Waarom lukt het niet?’, vroeg ik me na maanden vragen stellen vertwijfeld af. Uiteindelijk ging ik te rade bij tante Joosje. ‘Kind’, zei ze, ‘dat werkt alleen bij rode wijn’, terwijl ze een Châteauneuf-du-Pape in schonk. Erg lekker vonden we beide. Was een cadeautje van iemand.
Diezelfde avond stapte ik in bed met één brandende vraag: ‘waar kan ik de verrukkelijke wijn kopen die ik vandaag heb gedronken?’. Daags erna reden we in het ochtendblauw naar Frankrijk. We hadden beide precies dezelfde route gedroomd. ‘Ik zei het je toch’, zei tante Joosje voldaan. Ik deed De Parelvissers in de cd-speler en tevreden zongen we mee uit volle borst.
Hendrikje van der Zee